Wanneer kiest Vlaanderen eindelijk voor zijn musea? — open brief van de Provinciale musea Antwerpen

De provincie Antwerpen zit met een unieke situatie : de drie musea kregen een totaal verschillend verdict over de subsidieronde die de Vlaamse Gemeenschap vorige week bekend maakte. Minister Schauvliege en haar kabinet hadden lovende woorden voor de werking van het ModeMuseum, maar beslisten om slechts twee derde van de gevraagde middelen toe te kennen. Voor het Zilvermuseum werd het een gitzwarte dag : een intrekking van subsidies en landelijke erkenning. Het Fotomuseum bleef qua subsidies op een status quo verhaal. Dat wil zeggen dat er geen extra geld op tafel komt voor de noodzakelijke en door Vlaanderen zelf opgelegde eisen en de vele museumprojecten. 

Het FotoMuseum heeft grote plannen om het museum verder uit te bouwen tot een internationaal expertisecentrum op het vlak van fotografie. Vanuit de sector is er grote vraag naar een bewaarplaats voor de talrijke archieven van fotografen, een Fotoarchief Vlaanderen voor zowel analoge als digitale fotografie. Een waardevol en sterk initiatief, maar door het niet optrekken van de subsidies kunnen we aan die vraag niet voldoen. Stagneren is stilstaan en dat is nu net wat musea niet nodig hebben. Musea moeten kunnen groeien, innoveren en zich aanpassen aan de noden en wensen van de maatschappij. De beslissing van de minister om het budget voor deze (en alle andere) musea niet op te trekken, is in tegenstrijd met hun noden. De drie musea bewaren indrukwekkende collecties met internationale uitstraling. Door het achterwege blijven van financiële injecties vanuit Vlaanderen, blijven ze echter op vele vlakken ter plaatse trappelen. Zo is er dringend nood aan lange termijn investeringen in bijvoorbeeld depots, infrastructuur, registratie van collectiestukken, en technologische innovaties. De kloof tussen buitenlandse musea en de Vlaamse situatie wordt stilaan schrijnend.

Het ModeMuseum meet zich met grote musea in New York, Parijs en Londen, en heeft inhoudelijk ook het potentieel om naast de grote kleppers te staan, maar werkt met middelen die een fractie zijn van wat deze musea ter beschikking hebben. Het ModeMuseum weet maar al te goed wat het betekent om creatief te zijn met weinig. Door de onderfinanciering botst het museum echter voortdurend tegen een ondergrens waardoor het amateurisme helaas nooit ver weg is en dat frustreert. De ambitie, de gedrevenheid, het potentieel en het internationale imago zijn er, maar de tools ontbreken om de komende jaren werkelijk een verschil te gaan kunnen maken op internationaal niveau. Dat zal sowieso een impact hebben op de aantrekkelijkheid van Vlaanderen, dat zich toch duidelijk wenst te profileren als creatieve regio.

De verwachtingen die Vlaanderen stelt aan de musea zijn hoog: een publiekswerking uitbouwen, een zo hoog mogelijke ontsluiting van de collectiestukken, hoge bezoekcijfers, een dynamische werking met wissels in de permanente collectie en tentoonstellingen, internationaal bereik op diverse vlakken, wetenschappelijk onderzoek, aansluiten bij creatieve economieën, marketingbeleid doorvoeren, alternatieve financieringswegen zoeken, enz. Met die eisen is op zich niets verkeerd, want musea moeten inderdaad mee-evolueren met de tijdsgeest en ervoor zorgen dat ze maatschappelijk relevant blijven. Door onderfinanciering van de sector kunnen de musea niet voldoen aan dit ideale model. Het is niet te begrijpen dat de Vlaamse politici de grote inspanningen die op lokaal vlak worden ondernomen voor het Zilvermuseum niet ondersteunen. De lange termijnvisie bestaat blijkbaar enkel op lokaal niveau. Dit betekent vijf jaar vertraging in de plannen, wat de doodsteek kan betekenen voor het museum.

De minister vraagt aan het museumveld om op zakelijk vlak te professionaliseren en een verantwoordelijkheid op te nemen in het werven van eigen fondsen. Als musea hebben we daar zeker oren naar en willen we onze maatschappelijke verantwoordelijkheid in deze ook opnemen. Omgekeerd willen we aan Vlaanderen vragen om hiervoor de nodige tools aan te reiken. We moeten echter vaststellen dat dit parcours vaak alleen afgelegd wordt, dat er weinig deling van expertise is binnen het veld en dat er ook vanuit Vlaanderen op dit vlak heel beperkt ideeën, richtlijnen of ondersteuning geboden wordt. Momenteel voert Vlaanderen een lauw museumbeleid aan. Er worden wel hoge kwaliteitseisen naar voor geschoven, maar vanuit het eigen beleid lijken deze alvast niet au serieux genomen te worden. Zo dient elk landelijk erkend museum structureel een digitaliseringstraject in te bedden. De uitdagingen op dit vlak zijn te groot om door musea afzonderlijk of door lokale overheden getrokken te worden. Niettegenstaande digitalisering een beleidsprioriteit is voor Vlaanderen, laat men wel na een degelijk kader te creëren. Hierdoor ziet het Provinciebestuur zich verplicht om de komende jaren zwaar te investeren in een broodnodig digitaal depot voor haar musea en culturele instellingen.

De Vlaamse dotatie waarover we vandaag spreken, maakt ten opzichte van de Provinciale werkingsmiddelen voor MoMu slechts 29% van de subsidies uit, voor het Fotomuseum 11%, en bij het Zilvermuseum werd deze herleid naar 0%. Op de totale omzet van 2012 maakten de Vlaamse middelen 17% uit van de totale omzet van het Zilvermuseum, 11% van de omzet van het MoMu en 8% van de omzet van het Fotomuseum. Vlaanderen zet de lokale overheden op deze manier de komende jaren voor een onmogelijke taak.

In naam van de Provinciale musea Antwerpen:

Modemuseum, directeur Kaat Debo
Zilvermuseum, directeur Jeroen Martens
Fotomuseum, directeur Elviera Velghe